Schilveld, Groeneweg. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

In opdracht van Waterschap Roer en Overmaas heeft BAAC bv (onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie) te ‘s-Hertogenbosch een proefsleufonderzoek uitgevoerd in plangebied Groeneweg te Schinveld, gemeente Onderbanken. De aanleiding van het onderzoek is de aanleg van een waterbuffer waarbij de grond tot minimaal 3 m beneden maaiveld ontgraven zal worden. Volgens de archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart van de gemeente Onderbanken geldt voor het grootste deel van het plangebied een middelhoge tot hoge archeologische verwachting, waarbij resten van de steentijd tot in de middeleeuwen kunnen worden aangetroffen. Hoewel naar aanleiding van een booronderzoek de verwachting enigszins naar beneden is bijgesteld, was de kans op de aanwezigheid van archeologische resten voor de hoogste en laagste terreindelen groot genoeg om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Binnen het plangebied bevindt zich de top, fl ank en dal van een heuvellichaam. De bodem bestaat uit een vaaggrond. Binnen het terrein zijn er drie zones te onderscheiden, namelijk: Zone 1: Noordelijke deel: colluvium op primaire löss Zone 2: Middendeel: colluvium op Maasterrasafzettingen Zone 3: Zuidelijke deel: colluvium in een droogdal Naar aanleiding van het onderzoek zijn drie vindplaatsen gedefi nieerd. Vindplaats 1 betreft een oudere akkerlaag met een onbekende datering. De akkerlaag is aangetroffen op de primaire löss in het noordwesten van het onderzoeksgebied (Zone 1) en is afgedekt door een mogelijk oudere fase van het colluvium. In het vlak en profi el zijn onder de akkerlaag spitsporen waargenomen. Uit de akkerlaag is een vuursteenafslag afkomstig. De akkerlaag is alleen in de noordwestelijke proefsleuf waargenomen en is aan de zuidzijde begrensd door de Maasterasafzettingen (Zone 2). Vindplaats 2 betreft enkele kuilen die in het noorden van het onderzoeksgebied zijn aangetroffen in de top van het (jongste) colluvium (Zone 1). De sporen dateren vanaf de volle middeleeuwen tot in de 19e eeuw en vertonen geen onderlinge samenhang. In één van de volmiddeleeuwse kuilen is een smeedslak aangetroffen, hetgeen een aanwijzing zou kunnen vormen voor een smederij in de nabije omgeving. Vindplaats 3 betreft een geul/greppel in het zuidoosten van het onderzoeksgebied (Zone 3), die mogelijk actief was in de volle middeleeuwen of later. De geul liep langs de zuidrand van het plangebied. Het meeste vondstmateriaal, dat vooral bestaat uit (lokaal) aardewerk uit de volle middeleeuwen, is aangetroffen in het colluvium. Naar aanleiding van de beoordeling van de verschillende waardestellende elementen kan geconcludeerd worden dat alle drie de vindplaatsen niet behoudenswaardig zijn. Een vervolgonderzoek wordt daarom niet geadviseerd.